Kan jouw kind eigenlijk nooit echt stilzitten? Het is bekend gedrag in zo’n beetje elke leeftijdscategorie. En je kleintje hoeft echt geen ADHD te hebben om constant te wiebelen, rondlopen of met de handjes bezig te zijn. Thuis en bij het spelen met vriendjes is het meestal geen probleem. Op school is dat een ander verhaal. Zeker als het wat ouder wordt en nog steeds onrustig blijft in de klas, kan dat gevolgen hebben voor de leerprestaties van je kind.

Over wat voor gedrag hebben we het precies?

Jonge kinderen hebben elke dag wel één of meer periodes dat ze eigenlijk niet te houden zijn. Ze springen, rennen van hot naar her, kwebbelen aan één stuk door en zijn uitbunding enthousiast. Van de meeste kids is daarna de energie gewoon op, en ze kunnen nu heerlijk rustig een uurtje spelen, knutselen, een filmpje kijken of slapen.

Sommige andere kinderen zijn enorm energiek, vaak al vanaf hun geboorte. Ze lijken vaak veel minder behoefte aan rust te hebben. Ze blijven maar doorgaan, ook als speelkameraadjes het voor gezien hebben gehouden of als het al lang bedtijd is. Netjes aan tafel blijven zitten is er niet bij. Ze bewegen constant met bepaalde lichaamsdelen (handen, voeten, armen, hoofd) of met het hele lichaam. Tegelijk vinden ze het vaak moeilijk om zich op één ding te concentreren. Avondeten blijft liggen, puzzels worden niet opgelost, het kind krijgt niks mee van de serie die het eigenlijk wil kijken. En in de klas is het kind constant bezig met bewegen, geluid maken, met spulletjes spelen, opstaan en contact zoeken met anderen.

Niet alle kinderen hebben een even lange spanningsboog

Dit is geen nieuws voor jou als ouder: kinderen kunnen zich veel korter op een activiteit concentreren dan een volwassene. Hoe lang een kind stil kan zitten en door kan werken of –leren, hangt af van een paar factoren. Hoe ouder het kind is, hoe minder het vaak de neiging heeft om te bewegen en hoe makkelijker het zich kan focussen. Ook psychische factoren, zoals een concentratiestoornis, angst of nervositeit hebben hun weerslag op hoe goed een kind stil kan zitten. En sommige kinderen hebben van zichzelf gewoon een veel grotere neiging om onrustig te zijn en te bewegen. Over het algemeen wordt het gedrag niet veroorzaakt door onderliggende problemen. Maar het kan wel gevolgen hebben voor hoe goed je kind leert en met hoeveel plezier het naar school gaat.

veel-prikkels-kind

Te veel prikkels kan een oorzaak zijn

Een schoolklas kan een heel drukke, prikkelrijke omgeving zijn. Als alle kinderen schreeuwend door elkaar rennen, uiteraard. Maar ook als iedereen muisstil op zijn stoeltje zit te lezen kunnen sommige kinderen veel prikkels ervaren. Het geluid van schuivende stoeltjes, vogels buiten, een tikkende klok, zelfs de ademhaling van de buurman of –vrouw. En niet alle kinderen kunnen die prikkels goed verwerken. Kinderen met een aandoening uit het autismespectrum (ASS) missen bijvoorbeeld het vermogen om “overbodige” prikkels uit te schakelen. Maar ook andere kinderen kunnen zelfs in een rustige klas zo veel zintuigelijke informatie binnenkrijgen, dat ze niet of nauwelijks met hun werk bezig kunnen gaan.

Als je denkt dat je kind vaak overprikkeld raakt op school, kan je een paar dingen proberen om de prikkels te verwerken, in overleg met de school. Het kind de gelegenheid te geven om de klas even te verlaten en een rondje te lopen of te rennen helpt. Een stressballetje, speelgoedje of ander object geven kan als afleiding dienen, waarop het kind zich kan concentreren en andere prikkels toch kan uitsluiten.

Ook te weinig prikkels kunnen voor rusteloosheid zorgen

Het omgekeerde komt ook voor: kinderen hebben behoefte aan meer stimulatie dan ze in de klas krijgen. Dan gaan ze zelf prikkels zoeken door te kletsen, op te staan en rond te lopen, te spelen, te klieren en zelfs dingen stuk te maken. Het kan ook juist zo zijn dat een kind apathisch wordt, zich in zijn fantasiewereld terugtrekt, zijn werk laat liggen en nauwelijks meer mee doet met de groep. Deze kinderen hebben meer uitdaging nodig. Soms functioneren ze op een veel hoger niveau, soms sluit de lesmethode niet aan op hun behoeften. Ga in gesprek met ze over wat ze wel en niet leuk vinden aan school, en kijk of daar iets aan te veranderen is.

Ga na of er een trauma meespeelt

Dit soort gedrag kan ook opeens ontstaan door een trauma. Een verhuizing, bijvoorbeeld naar een compleet nieuwe stad of omgeving, kan een kind onzeker en onrustig maken. Het overlijden van een geliefde of een echtscheiding veroorzaakt ook vaak gedragsproblemen. Als er een nieuw kindje in het gezin wordt geboren, kan het kind het gevoel hebben dat het te weinig aandacht krijgt en (onbewust) op deze manier aandacht zoeken.

Er kan ook iets aan de hand zijn waar jij geen weet van hebt, of waarvan je niet vermoedt dat het een groot effect op je kind heeft. Een schokkende gebeurtenis, pesten op school, faalangst, slecht slapen of lichamelijke klachten kunnen allemaal de oorzaak zijn plotseling probleemgedrag. Als je denkt dat er een psychische reden is, is, het belangrijk om met je kind te praten en op een begripvolle manier te verkennen wat er speelt.

Hoe het gedrag zich ontwikkelt als een kind ouder wordt

Kinderen kunnen, als ze ouder worden, steeds beter stilzitten op school en zich toeleggen op de taak die ze op dat moment hebben. Die ontwikkeling verloopt meestal als volgt.

  • Dat baby’s en peuters bijna niet stil kunnen zitten is normaal en geen enkel probleem. Daarom dwingen we ze ook niet om in de schoolbanken te zitten.
  • Kinderen die net naar de basischool gaan worden ook snel afgeleid. De klassen voor jonge schoolkinderen geven, veel meer dan vroeger, ruimte aan hun leerlingen om te spelen, te rennen en te bewegen.
  • Als een kind in de derde of vierde klas van het basisonderwijs terecht komt, verandert de lesvorm. Kinderen wordt nu gevraagd om op te letten, niet door de juf of meester heen te letten, en in stilte te lezen of te rekenen. Veel kinderen kunnen overschakelen naar een rustigere klas. Anderen hebben daar langer over nodig, en kunnen pas tegen het einde van de basisschool een beetje stilzitten.
  • Bij sommige kinderen blijft het gedrag spelen tot ver in de puberteit. Zeker als een kind ook andere problemen lijkt te hebben met onrust, overprikkeldheid, angst, depressie en/of concentratieproblemen, kan het een goed idee zijn om langs de huisarts te gaan.

Geef je kind meer beweging

Over drukke kinderen wordt wel gezegd: “de energie moet eruit”. En dat kan ook, door te bewegen. Kinderen zijn veel rustiger na een half uurtje spelen, gillen en rondrennen. Drukke spelletjes zoals voetbal en tikkertje zijn favoriet bij kinderen, omdat het hen helpt om hun energie te besteden en om prikkels te verwerken.

Nog steeds is het zo dat kinderen in Nederland gemiddeld veel minder bewegen dan eigenlijk zou moeten. Zeker als ze de speelse fase van de eerste levensjaren voorbij zijn zitten kinderen te vaak binnen. Stil moeten zitten op school helpt daar niet bij; te weinig lopen of fietsen ook niet. En door het massale bezit van smartphones en spelcomputers groeien te veel kinderen helaas op met een fractie van de beweging die ze nodig hebben. Dat is een probleem, want bewegen heeft een erg waardevol effect op de geestelijke en lichamelijke gezondheid van kinderen.

Laat je kinderen meer bewegen. Stuur ze te voet of op de fiets naar school en naar vriendjes. Motiveer ze om actieve spelletjes te spelen, in hun eentje, met andere kinderen, of met jou. Laat ze via proeflessen kennismaken met verschillende sporten, en zet ze op de sport die ze het leukste vinden. Maak lange wandelingen of fietstochten door de natuur met ze en leer ze om dat leuk te vinden. En voorkom dat ze de hele dag op de computer of smartphone zitten door daar goede afspraken over te maken.

Wat je zelf thuis kan doen om een beweeglijk kind te kalmeren

Waarschijnlijk heb je thuis al eerder door dat je kind erg beweeglijk is. Als de leerkracht daarover begint in een gesprek, dan is dat vaak alleen maar een bevestiging. Ook thuis kan je gelukkig op verschillende manieren je kind rustiger maken. Voor een groot deel is dat een zaak van truukjes bedenken en testen waarmee je kind zichzelf tot rust kan brengen. Met een beetje geluk kan hij deze handigheidjes dan ook op school gebruiken om daar makkelijker te functioneren.

Dit zijn een paar slimme “therapietjes” die je vaak thuis kunt gebruiken.

  • Verminder de prikkels. Spreek met je kind af dat het af en toe rust neemt in een veilige omgeving. Beperk de toegang tot “heftige” series, films en games. En zorg, samen met het kind, dat jullie huis en vooral zijn of haar kamer opgeruimd is – voorkom een slordige of te drukke omgeving.
  • Zorg dat het kind weet waar het aan toe is. Dat het weet wat er op verschillende momenten van hem verwacht wordt. Voorkom ‘verrassingen’ die tot onrust leiden.
  • Laat je kind regelmatig bewegen. Als het niet stil kan zitten aan tafel, sta dan toe dat het staand eet. Zorg voor spelletjes of sportspullen waarmee het binnens- of buitenshuis energie kan kwijtraken.