Eenkennigheid is een fase in de ontwikkeling van je baby die zich voordoet tussen de zes en negen maanden. Je kind leert onderscheid te maken tussen vreemden en bekenden en kan plotseling terugschrikken voor mensen die hij niet goed kent. Hieronder lees je meer over hoe je met de eenkennigheid van je baby omgaat.

Wat is eenkennigheid?

Eenkennigheid is een belangrijke fase in het hechtingsproces van je baby. Je kind begint een band op te bouwen met één of meerdere van zijn verzorgers. In de eerste zes maanden voelt een baby zich nog één met de wereld. In zijn beleving kan iedereen voldoen aan de behoeftes die hij heeft: eten, drinken, een schone luier, warmte en troost. In de eenkennigheidsfase komt je kindje tot het besef dat hij enkele vaste verzorgers heeft. Hierdoor kan hij andere mensen ineens eng gaan vinden. Eenkennigheid wordt daarom ook wel “vreemdenangst” genoemd. Je kind is minder spontaan naar andere mensen toe dan voorheen. Eenkennigheid kan zich op verschillende manieren in gedrag uiten: het wegdraaien van het hoofd als hij aandacht van een vreemde krijgt, niet meer willen worden vastgehouden door mensen die hij niet goed kent, zich aan jou vastklampen en huilen.

Hoe lang duurt eenkennigheid?

Eenkennigheid ontstaat tussen de zes en negen maanden en houdt meestal enkele maanden aan. Sommige baby’s hebben er maar enkele weken last van, andere kinderen kunnen tot hun derde jaar overstuur raken door vreemden. Dan zijn er ook nog baby’s die geen last hebben van eenkennigheid. Zowel temperament als omgevingsfactoren spelen een rol bij hoe eenkennig je baby is. Baby’s die vanaf het begin gewend zijn meerdere verzorgers te hebben, doorlopen deze fase doorgaans sneller dan baby’s die maar één of twee verzorgers hebben. Een kind dat erg nieuwsgierig is en een aanleg voor extraversie heeft, heeft meestal minder last van eenkennigheid dan kinderen die erg gevoelig zijn voor prikkels.

Eenkennigheid van je baby is normaal

Eenkennigheid is een normale fase in de sociaal-emotionele ontwikkeling van je baby en is eigenlijk heel positief. Je kind beseft dat er mensen zijn met wie hij een speciale band heeft. Als je kind vreemden afwijst en bescherming bij jou zoekt, dan is dat een teken dat hij aan je gehecht is en zich veilig bij je voelt. Eenkennigheid leidt meestal niet tot al te grote problemen en is van voorbijgaande aard. Wel kunnen er soms ongemakkelijke situaties ontstaan. Een vreemde in de supermarkt doet bijvoorbeeld vriendelijk tegen je baby en die zet het vervolgens op het huilen. Er zijn echter twee omstandigheden waarin eenkennigheid van je baby wel een probleem kan zijn. Ten eerste als het gepaard gaat met heftige verlatingsangst. Ten tweede als de baby één van zijn ouders afwijst en zich aan de ander vastklampt.

Eenkennigheid en verlatingsangst

Eenkennigheid en verlatingsangst zijn niet helemaal hetzelfde, maar hangen wel met elkaar samen. Eenkennigheid betekent dat je kleintje contact met mensen die hij niet zo goed kent spannend of zelfs eng vindt, verlatingsangst houdt in dat je kind overstuur raakt als je uit zijn zicht verdwijnt. Als je kind eenkennig is, dan kan het gebeuren dat hij absoluut niet wil dat je hem bij een vreemde achterlaat: een crècheleidster, oppas of buurvrouw. Verlatingsangst bij je baby kan je leven erg gecompliceerd maken. Je kind raakt overstuur als je hem naar de kinderopvang brengt, boodschappen gaat doen of zelfs even naar de wc gaat. Als je baby verlatingsangst heeft, dan kan dat je in je bewegingsvrijheid beperken en vaak worstel je ook met schuldgevoelens als je je kind bij anderen moet achterlaten.

Afwijzing van één van de ouders

Doorgaans richt eenkennigheid zich op vreemden, maar het komt ook voor dat een baby één van zijn ouders of een andere belangrijke verzorger afwijst. Hij wil door nog maar één persoon verzorgd worden, meestal de moeder. Dit is erg pijnlijk voor de ouder die wordt afgewezen en deze kan zich daardoor een slechte vader of moeder voelen. Hoewel dit een begrijpelijk gevoel is, is het vrijwel altijd onterecht. Dat je baby zich meer hecht aan de ene ouder dan aan de andere heeft er doorgaans mee te maken dat hij met één van de twee meer tijd doorbrengt dan met de andere en daarom vertrouwder met hem of haar is. Bij peuters liggen de zaken ingewikkelder. Er kan dan sprake zijn van uittestgedrag.

Hoe ga je om met de eenkennigheid?

Het is heel belangrijk dat je je baby in deze fase zoveel mogelijk steunt. Word niet boos of ongeduldig en forceer niets. Stel de mensen in je omgeving vooral ook op de hoogte van de eenkennigheidsfase van je kleintje, zodat zij hun gedrag daar op kunnen aanpassen. Als je kind rustig en voorzichtig wordt benaderd door vreemden, dan is de kans dat hij overstuur raakt minder groot.

Als je je baby bij een vreemde moet achterlaten, geef hem dan de tijd om aan de ander te wennen. Neem je kind op schoot en praat rustig met de persoon die hem de komende uren gaat verzorgen. Geef het goede voorbeeld. Het gedrag van je kind is grotendeels imitatiegedrag. Wat vaak goed werkt, is om een (nieuw) speeltje in dit proces te betrekken. Als de ander iets heeft wat je baby interessant vindt, dan zal hij sneller contact maken. Als je vertrekt, is het heel belangrijk om dat tegen je kind te zeggen. Er zomaar tussenuit knijpen kan je baby erg bang maken. Hoe rot je je er ook door voelt als je kind overstuur raakt door het afscheid: laat dit niet merken. Maak het probleem niet groter dan het is. Vaak hoor je achteraf van de oppas of crècheleidster dat je baby al snel kalmeerde nadat je was vertrokken.

Je kan je kind ook zo goed mogelijk door deze fase heen helpen door zoveel mogelijk situaties met vreemden op te zoeken. Het beste is om mensen bij jou thuis uit te nodigen. Je baby kan dan in een vertrouwde situatie aan anderen wennen.

Als je merkt dat je kind jou afwijst en zich vastklampt aan zijn andere ouder, dan kan het helpen om meer tijd met je kind door te brengen en honderd procent aandacht te geven. Zoveel mogelijk communicatie met je baby komt het hechtingsproces ten goede. Vat de afwijzing vooral niet persoonlijk op: je baby vindt je niet een slechte ouder. Hij bevindt zich in een heel belangrijke ontwikkelingsfase: hij leert onderscheid te maken tussen zichzelf en andere mensen. Als partners is het belangrijk om een plan van aanpak te bedenken en daar aan vast te houden. De “voorkeurouder” moet vooral niet te snel toegeven als de baby het op het brullen zet bij de andere ouder.

Het belang van knuffels en kroeldoeken

Geef je kind een voorwerp, zoals een knuffel of kroeldoek, waarmee hij zich kan troosten als je hem bij een vreemde achterlaat. Een dergelijk troostend voorwerp heet met een mooi woord een “transitioneel object” of overgangsvoorwerp. Deze term is afkomstig van de Engelse kinderarts Donald W. Winnicott. Het voorwerp doet je kind denken aan de persoon die hij vertrouwt en geeft hem in onbekende situaties een gevoel van houvast. Het grappige is dat ook volwassenen in nieuwe sociale situaties dergelijke objecten gebruiken om een gevoel van veiligheid te creëren: een tas, pen of telefoon.

Een tijdelijke fase

Bedenk dat eenkennigheid een tijdelijke fase is. Na de eenkennigheidsfase volgt een periode waarin je kind juist meer contact gaat zoeken met andere mensen, vooral andere kinderen. Ze willen anderen aanraken en proberen de gesprekken om hen heen te volgen. Hou dit op moeilijke momenten in gedachten.