Pfoe, ik dacht toch echt dat we een kind op de aarde hadden gezet die de dwarse periodes overslaat. Op een paar incidentjes na doorliepen we met onze peuter zijn derde levensjaar en sloegen de twee-is-nee periode over. De terrible two’s. De peuterpuberteit of peuterfase. We hebben onze zoon niet van de supermarktvloer hoeven pulken of een restaurant vroegtijdig hoeven verlaten wegens een meltdown. Tuurlijk was hij soms weleens ondeugend, maar we hadden het onder controle.

Te vroeg gejuicht?

Mijn vriend en ik prijsden ons gelukkig en we knipoogden af en toe naar elkaar: we’ve got this! En toen werd hij drie jaar. Had niemand even kunnen vertellen dat het dán pas begon? Wil je met de auto’s spelen? – Nee. Zal ik een boekje lezen? – Nee. Kom, dan gaan we knutselen. – Nee! Zullen we lekker buiten spelen met de moddertafel? – Nee! Wil je… – Ik wil een filmpje!

Dit was vanochtend. Ik was me klaar aan het maken om naar mijn werk te gaan en ik hoorde deze conversatie tussen mijn moeder en mijn zoon. Ik dacht: we zitten er middenin hoor, de ontwikkeling van onze peuter. We dachten er makkelijk vanaf te komen, maar daar is ie dan toch: de peuterpuberteit. Onze lieve zoon is nog steeds de vrolijke stuiterbal die we kennen, maar heeft nu zijn sterke wil uitgebreid met nóg meer volume en nóg meer tegenstribbelingen als iets hem niet aan staat.

Trial and error

Bij hem zitten en rustig praten, streng toespreken, tot drie tellen, afleiden met iets anders, we hebben alles geprobeerd. Dat wat eerder nog werkte, konden we wegstrepen. In de prullenbak. Sterker nog: alle manieren maakten het erger. Onze peuter blijft in een boze bui en komt er niet uit. Het enige dat werkt is om hem even in zijn eentje te laten kalmeren. En soms hebben wij zelf die tijd ook even nodig… Daarna kunnen we weer rustig met hem praten, uitleggen dat we iets niet willen en vooral ook hoe we het wél willen. En afsluiten met een knuffel, altijd. Dit klinkt alsof het allemaal heel simpel ging, maar de afgelopen weken vond ik behoorlijk pittig.

Niet alleen de ‘strijd’ met onze zoon, maar ook de strijd in mezelf. Het zette me flink aan het denken over mezelf als moeder en het kostte me even de tijd om te accepteren dat de manier die ik voor ogen had niet werkte. Ook het ouderschap is een leerproces, blijkt. Trial and error. Afstrepen en het volgende proberen. En zo laveren we maar een beetje op gevoel die peuterpuberteit door.

Breintje van mijn kleintje

Of liever: deze peuterfase. Ik weet niet precies waarom, maar ik vind ‘peuterpuberteit’ niet zo’n gezellige term. Misschien omdat het zo vaak gebruikt wordt in negatieve zin: peuters worden gezien als ‘lastig’ in deze periode. Dat kunnen ze ook zéker zijn, maar feit is dat ze een enorme ontwikkeling doormaken in hun eerste levensjaren. Ze ontdekken de wereld, zoeken hun grenzen op, testen die van ons en ervaren (nieuwe) emoties. Dat is voor het kind zelf minstens zo lastig als voor ons ouders.

Het is aan ons om die emoties serieus te nemen (boos zijn mag), en om grenzen aan te geven (slaan mag niet). Wat ik heel graag wil weten, is hoe het brein van die kleine nou werkt. Wat gaat er in hem om als hij van ons ‘nee’ hoort en hij het toch nóg een keer doet? Of wanneer ik iets vergeet aan te kondigen en hij in een niet-te-troosten huilbui terechtkomt? En ja, ik ben ook wel op zoek naar manieren hoe we daar het beste mee om kunnen gaan. Daarom heb ik me voorgenomen om erover te gaan lezen, zodat ik hopelijk iets meer ga begrijpen hoe het brein werkt van een 3-jarige. Heb jij tips voor boeken of artikelen over dit onderwerp? Deel ze met ons via onze facebookpagina!