Als ik mijn peuter ophaal van de peuterspeelzaal vraag ik aan hem: zullen we voor de lunch bananenpannenkoekjes eten? Zoals verwacht wordt dat onthaald met een 'jaaaa, lekker!'. Alleen het 'Gaan we dan buiten eten?' zag ik niet helemaal aankomen. Ik lach het een beetje weg want het is 25 januari, hartje winter. Hij heeft dit onthouden van een van de vorige keren dat ik bananenpannenkoekjes bakte en toen we ze buiten in de zon gingen opeten. Het was op een warme lentedag en dat was heel gezellig. Kennelijk heeft dat ook bij hem een fijne herinnering achtergelaten. Maar ik vind het nu dus te koud en ik heb er weinig zin in dus ik zeg: 'nee, we eten gewoon binnen'. En daarmee verwacht ik dat het klaar is.

Gedoe

Natuurlijk niet. Tijdens het bakken van de pannenkoekjes, waar hij graag mee helpt (lees: toekijkt), houdt hij vol dat hij buiten wil eten. Ik zeg nee, want ik heb er gewoon echt geen zin in. Het is weliswaar een zachte winterdag, maar toch zie ik het niet zitten om buiten te gaan zitten koukleumen met het bord op schoot. Daarbij moet ik eerst nog de tuinstoelen schoon en droog maken, vervolgens alles op een dienblad verzamelen en meenemen en de jassen en schoenen moeten ook weer aan. Gedoe dus. Ik hoop dat het voorbij waait en dat ik hem kan afleiden, met een filmpje of zo.

Overstag door sterke argumentatie

Helaas. Als ik zeg dat ie maar vast aan tafel moet gaan zitten zodat ik zijn eerste pannenkoekje kan geven, zegt ie beteuterd: 'Maar we gaan toch buiten eten?' – 'Het is echt een beetje te koud buiten, liefie' 'Dan doen we toch gewoon een jas aan?' Ik lach, want deze simpele redenering is natuurlijk gewoon waar. En ineens denk ik: ach, waarom ook niet. – 'Wil je echt buiten eten?' 'Ja!' – 'Okee, dan gaan we naar buiten.' Ik pak een doekje en veeg de stoelen schoon, ik improviseer een tafeltje van een hocker en een dienblad (de tuinset is echt een beetje te vies nu), verzamel de benodigde spullen bij elkaar, trek onze schoenen en jassen aan en we gaan buiten zitten.

Herinneringen maken

Als we eenmaal buiten zitten en ik naar een tevreden peutersnuitje kijk denk ik: waarom deed ik nou zo moeilijk? Wat was nu eigenlijk precies mijn bezwaar? Eerlijk gezegd werd ik wel vrolijk van het plaatje van ons twee: met onze winterjassen aan op tuinstoelen in een ontzettend ongezellige en natte wintertuin, waar plots een fijn winterzonnetje doorbreekt. 'Lekker buiten he, mama?' 'Ja schat, heerlijk.' Mijn hart maakt een sprongetje en ik neem me voor om vaker 'ja' te zeggen op de maffe ideeën van mijn zoon. Ook al heb ik vooraf geen zin, ik weet dat hij het leuk vindt en dan heb ik het ook leuk. En het heeft wel iets: samen iets doen wat niet helemaal 'hoort'. Daarbij ben ik me heel bewust van het feit dat juist dit soort ogenschijnlijk 'kleine momenten' herinneringen worden. Ik hoop dat hij hier later met net zo'n grote glimlach op terugkijkt als ik nu.