Sommige ouders kampen met het vervelende probleem dat hun zoontje of dochtertje niet naar de buitenschoolse opvang (BSO) wil. De kwestie 'Mijn kind wil niet naar opvang' kan erg vervelend zijn, want elke keer een huilend kind achterlaten maakt emoties los. In dit artikel leggen we uit welke problemen er mogelijk ten grondslag liggen aan het feit dat jouw zoontje of dochtertje als een berg opziet tegen de opvang. Wat zijn hier de mogelijke oorzaken van? En natuurlijk is het ook interessant om te kijken naar wat je als ouder kunt doen om het tij te keren. Zodat jouw peuter of kleuter zonder tegenstribbelen naar de kinderopvang gaat en daar zelfs plezier in gaat krijgen. Om je hierbij te helpen, hebben we enkele algemene tips en adviezen verzameld die je kunnen helpen om het tij te keren.

Mijn kind wil niet naar de opvang? Waar kan dat zoal aan liggen?

Er kunnen uiteenlopende redenen zijn waarom kleine kinderen als een berg opzien tegen de kinderopvang. Vaak begint het 's ochtends al en klampt jouw kleintje zich stak aan je benen vast, in de hoop thuis te mogen blijven. Maar dat gaat niet, want jij moet naar je werk en jouw (eventuele) partner ook. Hoe kan dit, vaag je je natuurlijk af. Eerder was de opvang geen probleem namelijk, maar nu ziet mijn kindje dit niet meer zitten. Er kunnen tal van verklaringen zijn voor dit soort kindgedrag. Een eerste oorzaak kan zijn dat jouw zoontje of dochtertje voelt dat jij hem of haar niet alleen wilt laten. Kinderen voelen haarfijn aan hoe hun ouders zich voelen, want dat straal je op meerdere manieren uit. Wanneer jij geen zin hebt om je kind achter te laten bij de kinderopvang of geen zin hebt om te werken, kan een gevoelig kind zich om deze reden aan je vastklampen. Een andere mogelijke oorzaak van mijn kind wil niet naar de opvang, kan een nare sfeer op de opvanglocatie zijn. Zo kan het zijn dat je kindje gepest wordt door andere kinderen. Of kan er sprake zijn van een leider of leidster waar je kind geen klik mee heeft. In de derde plaats komt het voor dat gevoelige kinderen niet tegen de drukte op een kinderopvang kunnen. Misschien wordt er veel geschreeuwd, waardoor je kind zich niet fijn voelt. En zo kunnen er nog andere oorzaken zijn voor het feit dat zoonlief of dochterlief weigert om naar de opvang te gaan. Gelukkig zijn bovengenoemde situaties niet hopeloos, maar zijn er goede oplossingen en tactieken om te zorgen dat je kindje uiteindelijk wél naar de opvang durft.

Stap één: probeer te achterhalen wat jouw kind hindert

Een eerste stap om tot een oplossing te komen, is om subtiel met jouw zoontje of dochtertje in gesprek te gaan. Doe dit in Jip en Janneke-taal, misschien heeft je kind wel autisme, en probeer in een ontspannen setting informatie los te krijgen. Dit kan op de bank, als jullie een boekje lezen, maar ook als jullie samen in de auto zitten. Bijvoorbeeld door te vragen: 'Je vindt het niet leuk om naar de opvang te gaan toch? Waarom is het bij mama (of papa) leuker?' Dit type open vraag levert vaak al een verhaal op, althans: als je kind hierover wil praten en niet dichtklapt.

Stap twee: laat je kind een idee bedenken om het leuker te maken

De truc is om vervolgens te zorgen dat je in overleg met je kind tot een oplossing komt. Vraag specifiek wat er nodig is om het wel leuk te krijgen op de BSO. Wellicht zegt je zoontje of dochter dat er geen speelgoed is om mee te spelen. Speelgoed van huis meenemen kan dan het probleem dan al oplossen. Of hij wil graag spelen met andere kinderen en durft dit niet te vragen. Je kunt je peuter of kleuter dan helpen door af te spreken dat je in overleg met de juf dit kunt oplossen. Zo kan de groepsleidster, en de overgrote meerderheid doet dit graag voor ouders en kind, wat extra aandacht besteden aan het groepsproces en jouw kind hier actief bij betrekken. Hiervoor is het natuurlijk nodig om het gesprek aan te gaan met de kinderdagopvang zelf.

Stap drie: praat met de medewerkers van de opvang

Als bovengenoemde stappen niets opleveren of ook als je via jouw kind iets hoort over een nare sfeer op de groep, is het tijd voor stap drie. De volgende fase is om een gesprek aan te vragen met de leid(st)er(s) van het kinderdagverblijf. Herkennen zijn de situatie? Zien ze wat er gebeurt tijdens de opvang, ook tussen kinderen onderling? Vaak kan een kleine ingreep of verandering vanuit de kinderopvang zelf al een positieve wending geven. Denk bijvoorbeeld aan opvangleid(ster)s die voortaan iets scherper opletten op hoe kleine kinderen onderling met elkaar omgaan, of jouw kind iets meer specifieke aandacht willen geven. Vaak komt het dan helemaal goed.

En wat als er niks verandert, ondanks alle inzet?

Als je kind blijft steigeren, huilen en in verzet blijft gaan als jullie richting de opvang vertrekken, dan is er nog een andere optie. Tegenwoordig zijn er verscheidene opvanglocaties, verspreid over Nederland, die zogenoemde thema-opvang aanbieden. Dit soort BSO-instanties zijn meestal gericht op kinderen van acht jaar of ouder en zijn georganiseerd rondom een bepaald onderwerp, een sport of een thema. Zo zijn er bijvoorbeeld BSO'en die zich richten op techniek. Maar ook bestaan er de sport-BSO, waar lekker actief doen en beweging het uitgangspunt van de dagactiviteiten vormen. En zo valt er nog wel meer te kiezen, zoals de natuur-BSO (waarbij de focus op natuur, flora en fauna ligt) of de kunst-BOA, die vooral voor creatieve kinderen erg leuk is. Deze typen opvang vragen vaak een hoger uurtarief. Maar ze kunnen wel soelaas bieden aan kinderen die op de reguliere buitenschoolse opvang niet aan hun trekken komen.