De meeste vrouwen hebben een romantisch beeld van de bevalling. Ze krijgen weeën, na een paar keer persen wordt hun zoon of dochter geboren en dan is het klaar. Waar de meeste vrouwen geen rekening mee houden, is dat de bevalling nog een fase kent na de uitdrijvingsfase (ofwel de daadwerkelijke geboorte). Deze fase noemt men de nageboorte.

Op deze pagina lees je er meer over, ofwel over de laatste fase van de bevalling. Zo lees je hoe deze fase er precies uit ziet, maar ook wat erna gebeurt. Tot slot lees je ook wat er met de placenta gebeurt als je alles eenmaal achter de rug hebt.

De vijf fases van de bevalling

Een bevalling kent vijf fases, namelijk:

  • De latente fase. Deze fase wordt ook wel de eerste fase genoemd. Tijdens de latente fase ben je voornamelijk bezig met het opvangen van weeën.
  • De actieve fase. Deze fase wordt ook wel de ontsluitingsfase of de tweede fase genoemd. Tijdens de actieve fase komt de ontsluiting langzaam op gang.
  • De overgangsfase. Deze fase wordt ook wel de derde fase genoemd. Tijdens de overgangsfase heb je volledige ontsluiting en ga je langzaam maar zeker écht bevallen, ofwel je kindje baren.
  • De uitdrijvingsfase. Deze fase wordt ook wel de vierde fase genoemd. Tijdens deze fase ben je druk aan het persen, om je kindje eindelijk uit je buik te krijgen.
  • De nageboorte. Deze fase wordt ook wel de vijfde of laatste fase genoemd. Je kindje is al geboren, maar de placenta moet nog uit je lichaam. Dit gebeurt dan ook tijdens de laatste fase van de bevalling.

In onderstaande alinea’s lees je meer over de laatste fase van de bevalling.

De laatste fase

De laatste fase van de bevalling start al enkele minuten nadat je kindje geboren is. De navelstreng wordt doorgeknipt en dan is het wachten op de zogeheten nageboorteweeën. Sommige vrouwen hebben aan één wee voldoende, andere vrouwen krijgen meerdere weeën.

Tijdens de nageboortewee of nageboorteweeën moet je nog even je tanden op elkaar zetten. Nu moet je namelijk flink persen om de placenta uit je lichaam te krijgen. Overigens gaat deze fase van de bevalling veel gemakkelijker dan de uitdrijvingsfase. Je hoeft namelijk geen kindje meer door je geboortekanaal te persen, maar een lege placenta.

Het is belangrijk dat je placenta snel wordt afgestoten. Wordt de placenta snel ‘geboren’, dan heb je namelijk minder last van bloedverlies. De gynaecoloog of verloskundige kan de ‘geboorte’ van je placenta versnellen door op je buik te drukken. Dit voel je een beetje, maar het is niet erg pijnlijk. Als de placenta ‘geboren’ is, is de laatste fase van de bevalling voorbij. Dit betekent dat je écht klaar bent en van je kindje kunt gaan genieten.

Na de nageboorte

Na de ‘geboorte’ van je placenta, kom je in een andere fase terecht. De bevalling is voorbij en je kunt van je kindje gaan genieten. Wel kun je nog wat klachten ervaren als je eenmaal bevallen bent. Meer over de fase lees je in onderstaande alinea’s.

Het onderzoeken van de placenta

Na de nageboorte wordt de placenta die je uitstoot, direct onderzocht. Het is belangrijk dat de placenta compleet is, want er mag geen weefsel in de baarmoeder achterblijven. Gebeurt dit wel, dan kun je te maken krijgen met vervelende nabloedingen. Is de placenta niet compleet? Dan ga je toch even terug naar de laatste fase van de bevalling. Je bent pas écht klaar met bevallen als de gynaecoloog of verloskundige heeft bepaald dat je placenta compleet is.

Is je placenta compleet? Dan kijkt de gynaecoloog of verloskundige naar de grootte en de kleur van je placenta. Als je kindje in de laatste weken van je zwangerschap iets tekort is gekomen, kan de gynaecoloog of verloskundige dit aan de placenta zien. Daarom wordt er ook altijd kort onderzoek gedaan naar de staat van de placenta.

Hechtingen

Als je uitgescheurd bent of ingeknipt bent tijdens de bevalling, word je na de nageboorte gehecht. Krijg je meerdere hechtingen? Dan word je meestal plaatselijk verdoofd. Bij een kleine scheur of een kleine knip is het doorgaans niet nodig om je te verdoven. Bij een grotere scheur of knip wordt dit wel gedaan.

Trillen, bibberen en klappertanden

Als de laatste fase van de bevalling voorbij is, kun je flink gaan trillen, bibberen en klappertanden. Dit is normaal. Deze lichamelijke reactie ontstaat door de plotselinge rust die je lichaam krijgt na de inspanning van de bevalling. Ook hebben je spieren een tekort aan suiker na de bevalling. Hierdoor gaan vooral je benen veel trillen.

Overigens kan je ook gaan trillen, bibberen en klappertanden voor de placenta ‘geboren’ is. Ook dit is normaal. Het trillen, bibberen en klappertanden gaat vanzelf over.

Naweeën

Wat veel vrouwen niet weten, is dat je in de eerste week na de bevalling nog naweeën kunt ervaren. Naweeën lijken (gelukkig!) niet echt op echte weeën, maar voelen een beetje als buikkrampen. Als je een nawee hebt, betekent dit simpelweg dat je baarmoeder iets kleiner wordt. Door de diverse naweeën die je in de eerste week na je bevalling ervaart, krijgt de baarmoeder de oorspronkelijke grootte weer terug. Het is dan ook heel normaal dat je nog ongeveer een weekje buikkrampen voelt.

Daarnaast zorgen de naweeën ervoor dat de baarmoeder gezuiverd wordt. Bij iedere nawee gaan er oude bloedresten uit de baarmoeder en worden openstaande bloedvaten dichtgeknepen. Naweeën zijn niet altijd even prettig, maar in feite wel gezond.

Waar gaat de placenta naartoe na de nageboorte?

In Nederland is het gebruikelijk niets met de placenta te doen na de bevalling. Als de placenta eenmaal ‘geboren’ is, wordt deze na het korte onderzoek op volledigheid, grootte en kleur gewoon weggegooid. Niet bij het gewone afval, maar bij de rest van het medische afval van het ziekenhuis. Beval je thuis? Dan onderzoekt de verloskundige of kraamverzorgster de placenta op volledigheid, grootte en kleur. Is alles goed, dan zorgt de verloskundige of kraamverzorgster ervoor dat je placenta op de juiste manier wordt weggegooid.

Je kunt er ook voor kiezen de placenta ritueel te begraven. Dit wordt in de westerse wereld niet veel gedaan, maar natuurlijk kun je er alsnog voor kiezen op deze manier er mee om te gaan. In feite bepaal je zelf wat er met jouw placenta gebeurt. Wil je deze begraven en vervolgens een boom planten op de plek waar de placenta begraven ligt? Dan is dit helemaal aan jou. Gooi je de placenta liever weg, dan mag dit natuurlijk ook. Jij bent de baas!

De placenta opeten

Sommige vrouwen kiezen ervoor de placenta op te eten. Dit doen ze niet zomaar, maar omdat de placenta vele voedzame stoffen bevat. Daarnaast denken veel vrouwen dat het opeten van de placenta geluk brengt. Of je jouw placenta op wil eten na de bevalling, is natuurlijk helemaal aan jou. Gooi je de placenta liever weg, dan hoef je je nergens voor te schamen. Er zijn meer vrouwen die de placenta weggooien dan opeten.

Wil je jouw placenta na de bevalling opeten? Bespreek dit dan met je gynaecoloog, verloskundige of kraamhulp. Geef je aan dat je jouw placenta op wil eten, dan zal deze niet weggegooid worden. Zeg je niets over het opeten van de placenta, dan kan het zo zijn dat jouw placenta direct weggegooid wordt. Dit is zonde als je de placenta eigenlijk op had willen eten.